Ondanks de steeds groter wordende bewijzen van de tijd, bleef de hoop een hardnekkige, pijnlijke aanwezigheid. Het was een wrede soort hoop die als een steen in de maag brandde. Het manifesteerde zich in de manier waarop Perla’s vader de achterdeur elke avond nog steeds open liet staan, voor het geval dat. Het leefde voort in de manier waarop haar juf haar bureau precies zo liet staan als het was, met haar halfafgemaakte tekening van een paars paard erin. Mensen spraken over ‘afsluiting’, een woord bedacht door mensen die nog nooit iets verloren hebben dat ze niet terug konden vinden. Er is geen afsluiting voor een vermist kind; er is alleen een langzame, pijnlijke aanpassing aan de leegte die ze achterlaten.
