‘Heb je eerst om een identiteitsbewijs gevraagd?’ eiste ik. ‘Heb je mijn dochter gevraagd wie deze man was voordat je hem op de grond gooide?’
De agent gaf geen antwoord.
‘Hij is haar grootvader,’ zei ik, mijn stem trillend. ‘Hij heeft haar elk jaar meegenomen naar deze kermis sinds haar geboorte. Hij heeft die jurk voor haar gekocht. Hij is de meest zachtaardige man die ik ooit heb gekend. En jij hebt hem voor honderden mensen op de grond gegooid omdat een of andere vreemdeling vond dat hij eruitzag als een crimineel.’
Mijn vader stond langzaam op, Lily nog steeds vasthoudend. « Becca, het is oké. Laten we gewoon naar huis gaan. »
‘Dit is niet oké, pap.’ Nu huilde ik. Boos gehuil. ‘Niets hiervan is oké.’
Diezelfde avond diende ik een klacht in. De volgende ochtend was de video viraal gegaan. Miljoenen keren bekeken. Reacties stroomden van alle kanten binnen. De meeste waren steunend. Verontwaardigd namens mijn vader.
Maar sommige… sommige waren precies zoals je zou verwachten.
‘Hij ziet er inderdaad verdacht uit.’ ‘Ik had ook gebeld.’ ‘Beter voorkomen dan genezen.’ ‘Waarom doet hij er zelf niets aan als hij niet als een crimineel behandeld wil worden?’
Mijn vader las elk commentaar. Echt elk commentaar. En er brak iets in hem.
Hij kwam niet meer langs om Lily te zien. Hij zei dat hij geen problemen wilde veroorzaken. Hij zei dat het misschien beter was als hij wegbleef.
‘Papa, je meent het niet,’ zei ik tegen hem aan de telefoon. ‘Lily vraagt elke dag naar je.’
‘Ik weet het.’ Zijn stem klonk zo vermoeid. ‘Maar wat gebeurt er de volgende keer? Wat als ze het niet bij mij laten? Wat als ze haar pijn doen in een poging haar van mij te ‘redden’?’
Hij had gelijk. Dat is wat me zo raakte. In de wereld van vandaag had een telefoontje van een vreemde zoveel erger kunnen aflopen. Mijn vader had neergeschoten kunnen worden. Mijn dochter had nog veel ernstiger getraumatiseerd kunnen raken. Allemaal omdat iemand mijn vader aankeek en een bedreiging zag in plaats van een grootvader.
Lily begreep niet waarom opa niet meer kwam. Ze stond bij het raam te wachten op zijn motor. ‘Waar is opa? Is hij boos op me? Heb ik iets verkeerds gedaan?’
Mijn hart brak elke keer weer.
