Ze verkocht hun huis.
Ze was mijn rekeningen aan het plunderen.
En ze keek me recht in de ogen terwijl ze dat allemaal deed.
De waarheid dook op waar ik haar het minst verwachtte.
Mijn vader had een oude, kapotte mobiele telefoon, zo eentje die hij nooit verving. Zodra hij ook maar de geringste twijfel had, drukte hij automatisch op ‘opnemen’. Hij had al zijn gesprekken met Claudia opgenomen.
Angst klonk door in zijn stem.
De manipulatie in haar.
Bedreigingen vermomd als bezorgdheid.
Een buurman uit hun vorige woning herkende Claudia terwijl ze vreemden ontmoette en documenten aan hen overhandigde. Argwanend bewaarde hij een kopie van de documenten die bij de transactie hoorden.
Toen ik eindelijk begreep wat er gebeurd was, waren mijn ouders al hun kamer uitgevlucht – te bang om te blijven – en op straat beland, zich verschuilend voor denkbeeldige gevaren.
Zo heb ik ze die regenachtige nacht gevonden.
Mijn moeder had een plastic zak over haar haar.
Mijn vader zat naast haar en beschermde haar met zijn jas.
Ze beefden allebei van de kou… en van schaamte.
Toen ik naast hen neerknielde, vermeden ze mijn blik.
‘We wilden niet dat je erbij betrokken raakte,’ fluisterde mijn moeder. ‘Ze zei dat ze je pijn zouden doen.’
En iets in mij brak onherstelbaar.
vervolg op de volgende pagina
