— En waarom denkt jouw moeder eigenlijk dat ze recht heeft op míjn appartement? Op een deel ervan? Dat is door MÍJN ouders gekocht, dus laat ze maar mooi haar mond houden!

— Vadim, draai er niet omheen. Je bent bij je moeder geweest. Wat heeft ze nu weer verzonnen?

Hij schrok alsof ze hem had geslagen. Hij keek haar aan met ogen vol opgejaagde, moeë wanhoop. Zo’n directe vraag had hij duidelijk niet verwacht, en nu probeerde hij in paniek te bedenken hoe hij verder moest.

— Ja, ik ben er geweest… Ik ben na het werk even langs gegaan, ze vroeg het. Niets bijzonders, gewoon… gepraat.

— Gepraat, — herhaalde ze zonder vragende toon. Het was een constatering. Ze bleef hem strak aankijken, liet hem geen kant op, geen kans om zich te verstoppen achter nietszeggende zinnen. De stilte in de keuken werd dicht. Alleen het gezoem van de koelkast was te horen.

Vadim hield haar blik als eerste niet vol. Hij stond op, liep door de keuken, haalde een hand door zijn haar. Bij het raam bleef hij staan, met zijn rug naar haar toe.

— Marina, je weet hoe mama is… Ze, nou ja… ze maakt zich zorgen. Om mij. Om ons.

— En hoe uiten die zorgen zich deze keer? — er klonk staal in haar stem.

Hij haalde diep adem, alsof hij moed verzamelde. Nog steeds draaide hij zich niet om, alsof hij bang was haar gezicht te zien op het moment dat hij het zou zeggen.

— Ze zegt… het leven is zo… onvoorspelbaar. Vandaag gaat alles goed, en morgen… kan er van alles gebeuren. En ze wil gewoon zeker weten dat het met mij goed komt. Dat ik… nou… niet op straat beland als er opeens iets is.

Hij viel stil, alsof hij haar het vervolg zelf wilde laten invullen. Maar Marina zweeg. Ze wachtte. Ze zou hem dwingen het hardop uit te spreken, tot het allerlaatste woord. En zonder hulp van haar kant, perste hij het er uiteindelijk uit, hakkelend en zijn stem bijna tot een fluistering verlagend:

— Kortom, ze vraagt… nee, ze stelt voor… dat jij een deel van het appartement op háár naam zet. Een klein deel. Gewoon, snap je, voor haar— voor haar moederlijke gemoedsrust. Als garantie.

De stilte die na zijn woorden bleef hangen was absoluut. Niet scherp, niet drukkend — gewoon leeg, als een vacuüm waarin alle geluiden bevroren. Vadim stond bij het raam, bang om zich om te draaien. Hij verwachtte geschreeuw, verwijten, misschien zelfs tranen. Hij was op alles voorbereid, behalve op wat er daarna gebeurde.