«Geef het geld terug en vertrek uit óns appartement», eiste de schoondochter terwijl ze haar schoonmoeder een videobeeld liet zien.

Haar handen trilden toen ze de lege envelop vasthield.
Polina stond midden in de woonkamer en staarde naar het dunne papieren omhulsel dat gisteravond nog zwaar was geweest van de bankbiljetten. Dertigduizend. Haar persoonlijke spaargeld. Geld dat ze een halfjaar lang van haar salaris als boekhouder opzij had gezet. Geld voor een nieuwe bank, omdat de oude — afkomstig van haar schoonmoeder — overal doorgezakt was en naar mottenballen rook. Geld dat ze in haar ladekast had verstopt, in de lade met ondergoed. Een veilige plek. Dacht ze.
De envelop was leeg.
Langzaam tilde ze haar hoofd op en keek richting de keuken, waar het regelmatige tikken van een mes op een snijplank vandaan kwam. Raisa Pavlovna was avondeten aan het maken. Zoals altijd. Als de rechtmatige bazin in een чужий appartement dat zij en Oleg drie jaar geleden met een hypotheek hadden gekocht. Het appartement waar haar schoonmoeder “tijdelijk” was komen wonen nadat ze haar eenkamerwoning had verkocht. Acht maanden geleden. En ze was gebleven.
Polina kneep de envelop samen in haar vuist. In haar steeg langzaam een golf op — geen hete woede, maar iets kouds en stroperigs. Inzicht. Ze wist precies wie het geld had gepakt. De vraag was alleen: wat moest ze ermee doen?
Zonder geluid liep ze de keuken in. Raisa Pavlovna stond met haar rug naar de deur; haar zware gestalte in een vaalgewassen ochtendjas wiegde mee met de bewegingen van het mes. Ze neuriede iets in zichzelf, tevreden en rustig. Op tafel lag een nette hoop gesneden groenten, ernaast stond een pan borsjtsj. Haar schoonmoeder hield ervan het huishouden te doen. Ze hield ervan een schijn van zorgzaamheid te creëren en daarmee haar controle te verhullen.
— Raisa Pavlovna, — Polina’s stem klonk vlak, maar er zat staal in. — Hebt u geld uit mijn ladekast gepakt?
Het mes bleef in de lucht hangen. Haar schoonmoeder draaide zich langzaam om. Op haar volle gezicht met fijne rimpeltjes bloeide een glimlach op — zacht, onbegrijpend, een tikje gekwetst.
— Welk geld, dochtertje? Ik heb niets gepakt. Je bent vast vergeten waar je het hebt neergelegd. Jullie jongeren hebben tegenwoordig helemaal geen geheugen — jullie zitten alleen maar op die telefoons.
Polina wankelde niet. Ze bleef haar schoonmoeder in de ogen kijken en hield de lege envelop tussen hen in als een beschuldigend document.
— Dertigduizend. Het zat in een envelop. In mijn lade. Vanmorgen was de envelop leeg.
Raisa Pavlovna sloeg haar handen in de lucht. Het gebaar was theatraal, jarenlang ingeoefend in manipulatie.
— Polja, wat zeg je nou! Hoe kun je zoiets zeggen! Ben ik dan een dief, volgens jou? Je beledigt me! Ik doe zóveel voor jullie, ik kook, ik maak schoon, en jij beschuldigt me van diefstal!
Haar stem trilde van gespeelde gekwetstheid. Polina had dit spel honderden keren gezien. Haar schoonmoeder draaide altijd alles om, veranderde in seconden van schuldige in slachtoffer. En vroeger werkte het. Vroeger deinsde Polina terug, bood ze haar excuses aan, begon ze aan zichzelf te twijfelen.
Maar niet vandaag.
— Dus u hebt het niet gepakt? — vroeg Polina kalm.
— Natuurlijk niet! — Raisa Pavlovna drukte een hand tegen haar borst. — Mijn hemel, waar zijn we beland! De eigen moeder van Oleg van diefstal beschuldigen!
— Goed, — Polina draaide zich naar de deur. — Dan bel ik de wijkagent. Laat die het maar uitzoeken.
Het effect was onmiddellijk. De glimlach viel van het gezicht van haar schoonmoeder als een masker. Haar ogen knepen samen, haar lippen trokken tot een dunne lijn. Dit was geen lieve oma meer, maar iets totaal anders.
— Jij gaat niemand bellen, — siste ze. — Daar krijg je spijt van.
— Dus u hebt het wél gepakt, — Polina draaide zich om. Haar stem was zacht, maar onwrikbaar. — Geef het geld terug.
Raisa Pavlovna stak haar kin omhoog. Het slachtoffermasker werkte niet meer en ze schakelde over naar haar vertrouwde terrein: dreigementen en chantage.
— Ik geef niks terug. En jij doet me niks. Dit is het appartement van mijn zoon, begrepen? Van míjn zoon! En jij bent hier niemand! Tijdelijk! Vandaag ben je er, morgen niet meer! En trouwens, ik heb dat geld genomen voor eten. Voor gezamenlijke dingen. Of gun je dat de familie soms niet?
— Voor eten? — Polina grijnsde kil. — In de koelkast ligt eten voor een week. Voor welk eten dan?
— Ik weet beter wat we nodig hebben! Jij bent jong en dom, je begrijpt niks van het huishouden! Ík heb mijn hele leven een gezin overeind gehouden! En Oleg zal mij steunen, reken daar maar op!
