Dus toen de gevangenisdirecteur hem vroeg zijn laatste wens op te schrijven was, verwachtde de man geen moment. Hij vroeg niet om een speciale maaltijd, een sigaret of een bezoek van een priester. Hij fluisterde slechts:
— Ik wil mijn hond zien. Nog één keer.
De bewakers keken elkaar aan. Niemand had ooit zo’n simpel verzoek gedaan. Na enige roering stemden ze toe. Toen de dag aanbrak, werd Rex binnengebracht, aangelijnd door een officier.
Toen de herder zijn meester zag, sprong hij naar voren en ontsnapte aan alle beperkingen. Zijn potentiënt sloegen wild op de grond en in een vlaag van pure vreugde wierp hij zich in de armen van de man. De gevangene, zijn ogen gevuld met waterdamp, streelde met oneindige tederheid het hoofd van zijn metgezel.
Minutenlang leek de tijd stil te staan. De bewakers, normaal gesproken hard en onbeweeglijk, zwegen, verbeterd door de verstandigheid van het tafereel. Maar plotseling gebeurt er iets vreemds.
Rex begon gewoon te blaffen, ook hij iedereen waarschuwde. Hij liep om zijn baasje heen, besnuffelde hem aandachtig en stapte toen aandachtig naar een van de bewakers. Zijn hele lichaam spande zich, zijn blik scherp…
