— Goedemorgen, — zei ze terwijl ze zonder uitnodiging binnenkwam. — Waar is ze?
— Wie? — vroeg ik, al wist ik heel goed over wie ze het had.
— Die… jouw bontjas! — flapte ze eruit. — Dima heeft me alles verteld! Hoe kon je? Van welk geld? Dat zijn onze gezamenlijke middelen!…
Ik keek haar aan. Naar haar nieuwe jas, twee maanden geleden gekocht van mijn geld. Naar haar dure handtas. Naar de gouden oorbellen die Dima en ik haar voor haar jubileum hadden gegeven.
— Van mijn eigen geld, — antwoordde ik. — Van mijn bonus.
— Wat maakt dat nou uit! — riep ze uit, haar handen in de lucht gooiend. — In een gezin is alles van iedereen! Je had het met je man moeten overleggen! Met mij!
— Waarom met u? — vroeg ik.
— Omdat ik de moeder ben! Ik weet beter wat een gezin nodig heeft! En het gezin heeft jouw domme bontjas niet nodig! Het gezin heeft nodig dat ouderen warm gekleed en goed geschoeid zijn!
Op dat moment kwam Dima uit de slaapkamer. Hij zag er verkreukeld en ongelukkig uit.
— Mam, niet doen, — probeerde hij zwakjes tussenbeide te komen.
— Stil! — snauwde ze. — Je bent helemaal losgeslagen, je laat je vrouw zich zo gedragen! Larisa, breng die bontjas onmiddellijk terug! We hebben dat geld nodig voor de renovatie van de datsja.
Ik keek naar hen — naar moeder en zoon. Naar twee mensen die in mij alleen een portemonnee zagen. Een dienstmeid. Een leverancier van middelen.
— Nee, — zei ik.
— Wat? — begreep Marina Petrovna niet.
— Ik zei nee. Ik geef de bontjas niet terug. En ik geef geen geld voor jullie datsja.
— Ben je gek geworden! — schreeuwde ze. — Dima, zeg er iets van!
Maar Dima zweeg. Hij staarde naar de grond, en aan zijn gezicht was te zien dat hij verscheurd werd tussen zijn moeder en zijn vrouw. En ik wist heel goed wie deze strijd zou winnen. Zij won altijd.
— Goed, ik ga, — zei Marina Petrovna, terwijl ze demonstratief haar handschoenen aantrok. — Als dit hier de regels zijn, zet ik geen voet meer in dit huis. Totdat zij haar excuses aanbiedt.
Ze vertrok en sloeg de deur dicht. Dima keek me aan.
— Tevreden? Heb je nu je zin?
— Ja, — antwoordde ik eerlijk. — Heel erg.
Die dag kookte ik geen avondeten. Ik pakte mijn handtas en ging naar datzelfde restaurant waar we mijn promotie nooit hadden gevierd. Ik bestelde het duurste gerecht en een fles wijn. Ik zat er alleen, keek naar de mensen en begreep dat ik me bij hen veel prettiger voelde dan in mijn eigen huis.
Toen ik terugkwam, zat Dima in het donker.
— Waar was je? — vroeg hij hees.
— In een restaurant.
— Alleen?
— Ja. En weet je, het was geweldig.
