— “En wie rekent er op mij en op wat ik nodig heb?” Katja keek hem recht in de ogen. — “Ik werk elke dag, ik kom doodmoe thuis, en jij wilt dat ik ook nog mijn weekends verspil aan ritten van vier uur?”
— “We hoeven niet elk weekend te gaan…”

— “Waarom zouden we dan überhaupt een datsja kopen? Voor de status?”
Igor opende zijn mond, maar zei niets. In zijn ogen flitste iets dat Katja op haar hoede maakte.
— “Igor? Waarom wil je nou precies díé grond?”
Hij wendde zijn blik af.
— “Gewoon… ik wil dichter bij mijn familie zijn…”
— “Je liegt,” zei Katja zacht. — “Er is iets anders. Zeg de waarheid.”
Een lange stilte. Igor zuchtte zwaar.
— “Mijn vader wil een klein bedrijf beginnen. Een bouwploeg, en later misschien een bouwmaterialenwinkel. Hij denkt dat als wij een perceel in de buurt hebben, ik hem zou kunnen… helpen. Je weet wel, opdrachten zoeken, klanten aanbrengen…”
— “Ah, dáár gaat het om!” Katja voelde hoe alles in haar binnenste omdraaide. — “Dus ik moet een perceel kopen met míjn geld, zodat jij je vader kunt helpen zijn bedrijf op te bouwen?”
— “Zo bedoel ik het niet! Het zou goed zijn voor iedereen…”
— “Voor iedereen, behalve voor mij!” Ze rukte fel aan de deurklink. — “Ik ga naar mijn vader. Als ik terugkom, hoop ik dat je hebt nagedacht over wat je werkelijk wilt — een gezin, of de uitvoering van de plannen van jouw ouders op mijn kosten.”
— “Katja!”
Maar de deur was al dichtgevallen.
Het perceel van haar vader lag in een stille hoek van de buitenwijken, omringd door oude dennen en berken. Katja liep over het vertrouwde pad, de geur van hars en vochtige bladeren inademend. Hier had ze haar hele jeugd doorgebracht, hier leerde ze eetbare paddenstoelen van giftige onderscheiden, hier had ze haar eerste kus gekregen.
— “Denk je erover na?” Haar vader zat op de oude schommel, die hij ooit voor haar had gemaakt.
— “Ik denk erover, pap.” Ze ging op een boomstronk naast hem zitten. — “Hoe wist jij eigenlijk dat mama jouw vrouw was?”
Anatoli Petrovitsj glimlachte.
— “Toen ze me op de allereerste dag dat we elkaar ontmoetten vertelde dat ik spijkers verkeerd insloeg. En liet zien hoe het wél moest.”
— “En je was niet beledigd?”
— “Natuurlijk wel.” Hij lachte. — “Drie dagen heb ik lopen mokken. Maar toen besefte ik dat ze gelijk had. En dat ik het fijn vond dat een vrouw niet bang was om de waarheid te zeggen.”
Katja zweeg en keek naar het oude huis waar haar kindertijd lag.
— “Maar Igor is wél bang,” zei ze zacht.
— “Bang waarvoor?”
— “Dat ik sterker ben dan hij. Dat ik meer verdien. Dat ik beslissingen kan nemen zonder hem.”
Haar vader knikte.
