Marcus haalde zijn hulphondpapieren tevoorschijn, dezelfde map die hij al bij tientallen hotels zonder problemen had laten zien. Dukes trainingscertificaat, Marcus’ medische dossiers van het VA, en de officiële registratie van de hulphond lagen er allemaal in. Maar Ashley wierp nauwelijks een blik op de documenten en schudde haar hoofd.

“Het hoofdkantoor pakt nep-hulphonden aan,” zei ze met een sceptische ondertoon. “Te veel mensen doen alsof hun huisdieren medische noodzaak zijn om kosten te vermijden. Regels zijn regels. Er gelden extra kosten voor dieren, ongeacht de papieren.”
Marcus hield zijn stem kalm, hoewel zijn handen licht begonnen te trillen. “De federale wet verbiedt het rekenen van kosten voor legitieme hulphonden,” legde hij rustig uit en liet haar de documenten nogmaals zien.
Ashley werd defensief. “Ik ken de wet,” zei ze met gekruiste armen. “Ik bescherm het hotel tegen mensen die het systeem misbruiken. Je ziet er jong en gezond uit. Echte hulphonden zijn voor blinden, niet voor psychische problemen.”
Haar woorden raakten Marcus dieper dan hij had verwacht. De lobby voelde plotseling kleiner, de muren leken dichterbij te komen — een gevoel dat Duke was getraind om op te merken en tegen te gaan. Duke schoof dichterbij en duwde zachtjes tegen Marcus’ been om hem te gronden.
Om hen heen begonnen andere gasten het te merken. Een zakenman die op de lift wachtte bleef staan om te kijken. Een ouder stel fluisterde bij de automaten. Marcus voelde zich blootgesteld, kwetsbaar op een manier die hij in vuurgevechten nooit had gevoeld. In Afghanistan wist hij wie de vijanden waren en hoe hij moest reageren. Hier was de vijand onwetendheid.

Ashley zette door en voegde de kosten toe aan Marcus’ rekening, of hij het nu wilde of niet. Ze schoof zijn sleutelkaarten met irritatie over de balie. “Je moet blij zijn dat we de hond überhaupt toestaan,” zei ze. “Sommige hotels staan geen dieren toe.”
