— Is er geen koffie?
— Ik heb voor mezelf koffie gezet in een cezve, — antwoordde ze gelijkmatig terwijl ze de schone theedoek weglegde. — Het koffieapparaat is tot je beschikking.
Andrej fronste. Voor hem was dit gewoon het vervolg van de domme ruzie van gisteren, die volgens hem ’s nachts vanzelf had moeten wegzakken. Zwijgend pakte hij een pot oploskoffie, goot er kokend water uit de waterkoker op en ging tegenover haar aan tafel zitten.
— En hoelang gaat dit toneelstuk duren?
— Dit is geen toneelstuk. Dit is mijn nieuwe leven, — zei Svetlana zonder haar blik van haar handen te halen. — Je hebt me gisteren gehoord.
De keukendeur zwaaide open en Kostja stond in de deuropening. Koptelefoon om zijn nek waaruit de muziek dreunde, in een gekreukt T-shirt en een korte broek. Hij liep recht naar de koelkast, trok die open en staarde een paar seconden dom naar de planken.
— Pa, waarom is er niks te vreten? — riep hij hard, Svetlana demonstratief negerend. — Ik ben te laat voor school.
Andrej keek hulpeloos naar zijn vrouw. Zij haalde alleen heel licht een wenkbrauw op en bleef haar manicure bestuderen. De stilte werd steeds langer.
— Maak dan boterhammen, — perste Andrej er uiteindelijk uit. — Worst, kaas. Je bent geen klein kind.
Kostja klapte met een dreun de koelkastdeur dicht.
— Ik eet geen boterhammen. Ik moet pap hebben of roerei. Zoals altijd.
Hij keek Svetlana uitdagend aan. Een directe provocatie, een test van de hardheid van haar verklaring van gisteren. Ze hield zijn blik vast zonder te knipperen en stond toen langzaam op van tafel.
— Ik moet naar mijn werk, — zei ze, uitsluitend tegen Andrej. — Fijne dag nog.
Ze ging weg en liet hen met z’n tweeën achter in de keuken, tussen onopgeruimde afwas en een probleem dat niemand oploste. ’s Avonds, toen ze thuiskwam, zag Svetlana dat de situatie alleen maar erger was geworden. In de gootsteen stond een berg vuile borden. Andrejs ochtendkop, Kostja’s bord van de boterhammen—die hij blijkbaar toch had gemaakt, terwijl hij boter over het aanrecht smeerde en broodkruimels achterliet. Er lag ook een lege verpakking van dumplings: duidelijk hun lunch of avondeten geweest.
Svetlana liep zwijgend om dat eiland van chaos heen. Ze maakte voor zichzelf een lichte salade, at, ruimde haar eigen spullen op en ging met een boek naar de slaapkamer. Ze hoorde Kostja van de training thuiskomen, weer in de koelkast graaien, aan zijn vader vragen wat er te eten was. Ze hoorde Andrej geïrriteerd antwoorden dat hij pizza zou bestellen.
Een uur later hing de geur van pepperoni door het appartement. Ze aten in de woonkamer, voor de tv, als twee vrijgezellen die toevallig samenwonen. De lege pizzadozen bleven op de salontafel liggen. Niemand was van plan ze op te ruimen. De oorlog ging een lange, loopgravenfase in. Svetlana had een enclave van netheid en orde om zichzelf heen gecreëerd, terwijl de rest van het appartement langzaam maar zeker veranderde in een verlengstuk van Kostja’s kamer. En met elk uur werd duidelijker dat Andrej niets ging oplossen. Hij wachtte gewoon tot zij als eerste zou breken.

Andrej hield het precies drie dagen vol. De grens werd zaterdag. Hij werd wakker met honger en een sterke behoefte aan een normale, versgezette koffie. De keuken begroette hem met de geur van gisteren’s pizza en een berg afwas in de gootsteen die al een zuurachtige lucht begon af te geven. De laatste schone kop had hij gisteravond gebruikt. Op het aanrecht zaten opgedroogde plassen gemorste cola. In de vuilnisbak—die niemand had buitengezet—lagen klokhuizen en lege verpakkingen. Dit was niet langer alleen rommel. Dit was een gebied dat langzaam maar zeker werd overgenomen door huishoudelijke chaos…
