Zijn blik bleef gefixeerd op het bundeltje in mijn armen.
‘Is dat… een baby?’ vroeg hij, zijn stem brak midden in de zin.
‘Ja,’ zei ik snel, terwijl ik de handdoek om de jongen heen wikkelde. ‘Hij zat in de kruipruimte achter de vuilnisbak. Bel nu meteen 112. Ik probeer hem alleen maar wat warmte te geven.’
De man stapte zonder aarzeling naar binnen. Hij trok zijn jas uit en gooide die naar me toe, waarna hij zijn telefoon uit zijn zak haalde. Op zijn shirt zat een naamplaatje met de naam Tim .
“Is dat… een baby?”
‘Is hij —’ fluisterde hij, terwijl hij naast me knielde.
‘Hij leeft nog,’ zei ik vastberaden, zonder me een alternatief voor te stellen. ‘Maar hij gaat snel achteruit, Tim. Laten we deze kleine jongen helpen.’
Tim begon alles door te geven aan de centralist.
“We zijn bij een rustplaats langs de I-87. Er is een baby gevonden vlakbij de prullenbak in het toilet. De schoonmaakster is hier en probeert de lichaamstemperatuur van de baby te reguleren. De baby ademt, maar beweegt nauwelijks.”
