— Ik heb een fout gemaakt. Begrijp je? Het is moeilijk alleen, het appartement is een chaos, ik eet alleen maar kant-en-klaar spul. Laten we teruggaan, opnieuw beginnen.
Liza keek hem aan. Vroeger zag ze in dit gezicht steun. Nu zag ze een man die geen soep voor zichzelf kan koken.
— Ik ben gewend aan vrijheid. Leer zelf koken, je bent toch zogenaamd zo slim.
Hij probeerde haar hand vast te pakken. Ze deed een stap achteruit.
— Liza, doe niet zo. We zijn al zoveel jaren samen, we hebben een gezamenlijke woning, gezamenlijke…
— Niets is gezamenlijk. Het was jouw leven, waarin ik de rol van huishoudster speelde. Nu heb ik mijn eigen leven.
Hij werd naar binnen geroepen. Gleb liep weg, drie keer omkijkend. Liza keek hem niet na.
Een maand later vond ze een kleine studio — piepklein, in een oud huis. Enorme ramen, licht dat naar binnen stroomde. Ze zette er de machine neer, een paspop, en begon eindelijk echt te leven.
Inga sleepte haar bijna tegen haar wil mee naar een plaatselijke handwerkbeurs.
— Je moet mensen laten zien wat je kunt. Ga leven, Liza!
De beurs vond plaats in een oud cultuurcentrum. Liza zette haar bescheiden stand neer — drie jurken aan hangers, een paar foto’s. De eerste twee uur kwam niemand kijken. Toen stopte een oudere dame, voelde aan de stof, draaide aan de zoom.
— Heeft u dit zelf geknipt?
— Zelf.
— Laat me de naad eens zien.
Liza keerde de jurk binnenstebuiten. De dame bekeek de steek lang en knikte:
— Goede handen. Die zijn tegenwoordig zeldzaam.
Tegen het einde van de dag stond er een rij bij haar stand. Een jonge moeder bestelde een jurk voor haar dochter. Iemand noteerde haar telefoonnummer.
En toen kwam er een man van ongeveer vijfenveertig naar haar toe, in een tweed jasje, met een baardje en aandachtige ogen. Hij pakte een jurk, bestudeerde de naden, ging met zijn vingers langs de coupenaden, hield de stof tegen het licht.
— U doet dit niet voor het geld, — zei hij. — Maar voor de ziel.
Liza wist niet wat ze moest antwoorden.
— Arseni. Ik heb een winkel voor vintage kleding, ‘Gisteren’. Ik heb een vakman nodig — geen productienaaister, maar iemand die stof begrijpt. Ik heb een atelier dat al een half jaar leegstaat. Klantessen willen maatwerk. Zullen we het proberen samen?
Hij gaf haar een visitekaartje. Dik papier, op de achterkant met de hand geschreven: “Elk kledingstuk vertelt een verhaal.”
— Ik zal erover nadenken.
— Denk erover na. Maar niet te lang.
’s Avonds kreeg ze een bericht van Gleb:
“Ik heb alles opnieuw overdacht. Ik wil terugkomen. Laten we het nog een keer proberen. Je begrijpt toch, we zijn al zoveel jaren samen”…
Liza zat in haar studio, de naaimachine rook naar olie en warm metaal. Ze pakte Arseni’s visitekaartje, draaide het tussen haar vingers. Ze herinnerde zich hoe Gleb een jaar geleden had gelachen om haar werk:
‘Waarom pruts je met die vodden, alsof je een atelier hebt. Het is allemaal amateurisme.’
