
Ik ontwaakte uit een coma en hoorde mijn zoon fluisteren: “Als hij er niet meer is, begraven we mama” — maar wat ik daarna deed, veranderde de toekomst van ons gezin.
Mijn vrouw, Margaret, was altijd de steunpilaar van ons gezin geweest. Jarenlang was ze schoolbibliothecaresse geweest en ze herinnerde zich elke verjaardag, elke tandartsafspraak, elk klein detail dat ons gezin zijn identiteit gaf. Die avond, onder de tl-verlichting, leek ze vreemd genoeg fragieler: haar schouders gespannen, haar haar haastig in een knotje gebonden, donkere kringen onder haar ogen.
‘Leo?’ mompelde ze, terwijl ze hem naderde. ‘Schatje… ben je echt wakker?’
Ik opende voor het eerst mijn ogen en de schroef zakte in elkaar, om zich vervolgens weer te herstellen. Ze pakte voorzichtig mijn hand, alsof ik die zou breken, en ik vertelde haar alles wat ik had gehoord. Elk woord. Elke intonatie.
Ze bracht haar hand naar haar mond. Tranen wellen op in haar ogen, maar ze vallen niet luidruchtig. Ze glijden geruisloos, tranen beladen met herinneringen: verjaardagen, feestjes, nachtelijke gesprekken… plotseling vermengd met twijfel.
‘Ik begrijp het niet,’ mompelde ze. ‘We waren erbij bij elke wetenschapsbeurs, elke voetbalwedstrijd, elk liefdesverdriet. We stonden garant voor hun studieleningen. We hielpen ze met hun aanbetalingen. Hoe… hoe ga je van dat alles naar plannen maken voor als wij er niet meer zijn?’
‘Ik weet het niet,’ zei ik. ‘Maar één ding weet ik wel: we mogen ze niet laten zien dat we machteloos zijn.’
Het woord ‘machteloos’ had een bittere bijsmaak.
Ik kneep zo hard mogelijk in haar vingers. “Maggie, we gaan weg. Morgen. Voordat ze terugkomen.”
Ze staarde me verbijsterd aan.
“Leo, je bent net wakker geworden. Je kunt nauwelijks rechtop zitten. De dokters…”
‘De dokters denken dat ik misschien nooit meer wakker word,’ zei ik zachtjes. ‘Op dit moment denken onze kinderen dat ik op mijn sterfbed lig en dat jij makkelijk te manipuleren bent. Als we blijven, zullen ze aandringen. En als ze zo kunnen praten terwijl ik nog ademhaal, wil ik me niet eens voorstellen hoe ver ze zouden gaan als ik met mijn rug tegen de muur zou staan.’
Zijn blik verhardde op een manier die ik nog nooit eerder bij hem had gezien.
‘Laten we dan gaan,’ fluisterde ze. ‘Vertel me wat ik moet doen.’
vervolg op de volgende pagina