Ik heb mezelf altijd gezien als een zelfverzekerde moeder. Niet opdringerig, niet het type dat stiekem in een persoonlijk dagboek bladert of mijn kinderen ondervraagt alsof ik een onderzoek uitvoer. Ik heb altijd gewild dat Lina opgroeit in een vredige omgeving, waar ze kan ademen, zich kan ontwikkelen en zichzelf kan uiten. Maar die zondag verbrijzelde iets mijn zekerheden. Een uitbarsting van gelach achter haar gesloten deur, een bijna onhoorbaar gefluister… en mijn gedachten begonnen scenario’s te verzinnen die geen enkele basis in de werkelijkheid hadden.
De kleine zorgen die ondanks jezelf binnensluipen.
Lina is veertien. Noah ook. Ik mag hem echt graag: hij is beleefd, vrolijk, respectvol en altijd bereid om te helpen. Elke zondag komen ze een paar uur samen. Ze kletsen, spelen spelletjes en studeren.
Maar soms, ondanks het vertrouwen dat ik in ze probeer te stellen, slaat mijn fantasie op hol. Wat als ik te ontspannen ben? Wat als ik iets over het hoofd zie? Wat als ik door overmoed een cruciaal signaal mis?
Deze zondag stapelden die ‘wat als’-vragen zich iets te snel op.
