Ik ging naast haar zitten. ‘Emma, wat is er aan de hand? Wie was die man? Waarom ben je niet naar mij toegekomen?’
Ze begon te snikken. Diepe, heftige snikken die haar hele lichaam deden schudden. Ik trok haar in mijn armen en hield haar vast zoals ik vroeger deed toen ze klein was.
“Wat het ook is, je kunt het me vertellen. Ik ben je vader. Er is niets wat je kunt zeggen waardoor ik zou ophouden van je te houden.”
Ze deinsde achteruit. Keek me aan met rode, gezwollen ogen. En zei drie woorden die mijn hele wereld verwoestten.
“Het is coach Williams.”
Mijn lichaam verstijfde. Coach Williams. Dave Williams. Mijn beste vriend sinds mijn studententijd. De volleybalcoach van mijn dochter van de afgelopen twee jaar. De man die ik vorige week nog te gast had gehad voor het avondeten. De man aan wie ik de veiligheid van mijn dochter had toevertrouwd.
“En wat vindt u van coach Williams?”
Emma’s stem was nauwelijks meer dan een gefluister. « Hij heeft me… aangeraakt. Sinds vorig jaar. Hij zei dat als ik het aan iemand zou vertellen, hij ervoor zou zorgen dat ik nooit meer volleybal zou spelen. Hij zei dat niemand me zou geloven, omdat iedereen hem aardig vindt. »
De kamer helde over. Ik dacht dat ik moest overgeven.
‘Hij zei dat jullie beste vrienden waren. Dat je zijn kant zou kiezen. Dat je zou denken dat ik loog om aandacht te krijgen.’ Ze begon nog harder te huilen. ‘Daarom kon ik het je niet vertellen. Ik was zo bang dat je hem zou geloven in plaats van mij.’
Ik kon niet praten. Ik kon niet ademen. Mijn beste vriendin. Mijn dochter. Mijn kleine meisje.
‘Emma.’ Mijn stem brak. ‘Ik geloof je. Ik geloof elk woord.’
Ze liet zich tegen me aan vallen. « Echt? »
“Echt waar. En het spijt me zo. Het spijt me zo dat ik het niet gezien heb. Het spijt me zo dat je het gevoel had dat je niet naar me toe kon komen.”
“Ik wilde het je zo vaak vertellen. Maar hij gaf me het gevoel dat het mijn schuld was. Alsof ik iets verkeerds had gedaan. Alsof ik vies was.”
Ik hield haar steviger vast. ‘Je hebt niets verkeerd gedaan. Dit is allemaal niet jouw schuld. Hij is een monster. En ik ga ervoor zorgen dat hij jou of iemand anders nooit meer pijn doet.’
We zaten daar lange tijd. Mijn dochter huilde in mijn armen. Ik probeerde het verraad te verwerken van een man die ik al twintig jaar kende.
Uiteindelijk herinnerde ik me dat de motorrijder nog steeds buiten stond.
‘Emma, die man voor je raam. Thomas. Hoe heb je hem gevonden?’
