— Maak de kamer vrij voor je schoonzus, ze heeft nergens om te wonen! — verklaarde mijn schoonmoeder, en mijn man steunde haar. Maar ze konden zich niet voorstellen hoe ik zou reageren.
— Ruim je vodden op, het is allemaal rommel! De kamer moet vrijgemaakt worden voor Lenka! — eiste mijn schoonmoeder, terwijl mijn man knikte. Ze hadden echter geen idee wat voor antwoord ze zouden krijgen.
Anna werkte aan kanten manchetten; de dunne naald gleed gehoorzaam door het vlechtwerk van draden en liet een nauwelijks zichtbare steek achter. Het werk vereiste volledige concentratie. Het licht van de bureaulamp viel op haar handen en op de kostbare stof in ivoorkleur, en op de parelmoeren knopen die in een porseleinen schaaltje lagen.
De deur van het atelier ging zonder kloppen open. In de deuropening stond haar schoonmoeder, Valentina Borisovna. Ze had zojuist met haar dochter Lena gebeld en haar gezicht stond gespannen, haar lippen strak op elkaar geklemd.
Haar blik ging met onverholen ergernis door de ruimte, langs de rekken met afgewerkte jurken, de rollen stof die netjes tegen de muur stonden en de dozen met fournituren op de planken. Voor Anna was dit orde; voor haar schoonmoeder was het rommel die de ruimte volstouwde.
— De hele kamer ligt vol! — zei ze. — Jouw vodden zijn rommel, en Lenka heeft geen plek om te wonen!
Anna schrok en prikte zich pijnlijk in haar vinger met de naald. Ze keek op: in de deuropening, achter de rug van zijn moeder, stond Ilja. Hij zag er vermoeid uit — zo zag hij er altijd uit wanneer hij tussen haar en zijn moeder in stond.
