— A-a-a! Mijn ogen! Je hebt me verblind!
— Afkoelen, Pasja, — zei Alla. — Asjot, rijd weg.
De takelwagen reed weg met de Vesta. Pavel bleef in de plas zitten, snot en modder over zijn gezicht smerend.
— Wat heb je gedaan… — jammerde hij. — Hoe moet ik nu… Ik ben toch een man zonder wielen…
— De schuld is betaald, Pasja. Ga naar Katja, laat haar je rondrijden. Of vraag je moeder, die is toch rijk — pensioen en zo — koopt wel een step voor je.
— Jij bent een heks! — siste hij, zittend in de plas na mijn spray. Ik glimlachte alleen: heks of niet, vandaag is mijn zoon gevoed en krijgt mijn man een les die hij nooit zal vergeten.
Alla ging terug naar huis. Misjka keek haar met bange ogen aan.
— Mam, papa schreeuwde daarbuiten…
— Papa is gewoon verdrietig, lieverd. Zijn speeltje is afgepakt. Trek je jas aan, we gaan naar de winkel. We kopen kip en taart.
— Taart? — de ogen van haar zoon lichtten op. — Is er iemand jarig?
— Wij, Misjka. Vandaag vieren we onze bevrijding van idioterie.
Ze gingen naar de bank; Alla betaalde de hypotheek en de stroom (met boete).
Ze gingen naar de supermarkt. Ze kochten een hele kip, een kilo aardappelen, een taart “Vogelmelk”.
Toen ze terugkwamen, zat Pavel in de keuken — vies, nat, ogen rood van peper en tranen.
Toen hij Alla zag, schrok hij even, maar zei niets. Hij zag in haar ogen datgene wat elke “bankkoning” bang maakt — volstrekte onverschilligheid voor zijn lot.
Alla’s telefoon ging.
Katja.
— Ben je gek geworden?! — schreeuwde de schoonzus. — Pasja belde huilend! Jij hebt zijn auto gestolen! Ik doe aangifte tegen je, geef de auto terug, dief!
— Geef vijftigduizend terug en ik zeg waar je haar op de sloop kunt vinden, — antwoordde Alla rustig.
— Dat heb ik niet! Ik heb geïnvesteerd! Je moet begrijpen!
— Dan moet Pasja ook begrijpen dat lopen gezond is.
Alla drukte op “ophangen” en blokkeerde het nummer.
’s Avonds kwam de stroom terug.
Alla bakte de kip, de aardappelen sisseden op de bakplaat, het rook naar knoflook en gezelligheid.
Misjka at taart, besmeurd met crème, en was gelukkig.
De warmte van het eten verspreidde zich door haar buik, maar in haar ziel bleef ijs.
Pavel zat in een hoek op een krukje. Niemand bood hem kip of taart aan. Voor hem stond een bord soep van kippenruggen (van gisteren).
Hij zweeg.
Hij haatte haar met heel zijn kleine, laffe wezen — omdat zij sterker bleek, hem vernederde en zijn favoriete speeltje afpakte.
Alla wist dat.

Ze keek naar het betalingsbewijs van de hypotheek.
