Mijn man gooide de spullen de dag na de begrafenis van onze dochter haastig weg: Wat ik in haar kamer vond, veranderde alles

Toen het die avond eindelijk stil was in huis, sloop ik via de gang naar Emily’s kamer.

De deur kraakte, alsof hij aarzelde om me binnen te laten. Zijn bed was nog niet opgemaakt, een gekreukt sweatshirt lag aan zijn voeten. Zijn biologieboek lag naast zijn kussen, opengeslagen op een pagina die hij roze had gemarkeerd.

Ik ging langzaam zitten, alsof hij nog ruimte nodig had. Ik streek met mijn vingers over de rug van het boek en pakte toen zijn kleren op. Stukje bij beetje vouwde ik ze langzaam op, niet omdat ze gevouwen moesten worden, maar omdat ik ze weer wilde aanraken.

De geur van haar shampoo hing nog op de kussensloop. De muren waren nog steeds bedekt met polaroids van haar vrienden, onze hond Max en een paar selfies met mij.

We lachten om elk van hen. Ik knipperde snel met mijn ogen en probeerde mijn tranen te drogen.

“Ik mis je, lieverd,” fluisterde ik. “Ik mis je zo erg.”

Toen zag ik zijn rugzak in een hoekje staan, alsof hij wachtte op maandagochtend.

Ik knielde ernaast neer en opende het langzaam. Ik rommelde door notitieboekjes en pennen, al die kleine dingen die me tot dan toe onbelangrijk leken.

Er lag een opgevouwen stukje papier in zijn geschiedenisboek. Ik haalde het eruit en vouwde het langzaam open.

 

“Mam, als je dit leest, kijk dan onder mijn bed. Dan zul je alles begrijpen.”

Mijn adem stokte in mijn keel. Mijn handen werden koud terwijl de inkt een beetje vervaagde door de warmte van mijn vingers.

Emily’s handschrift. Precies en doordacht. Ze moet met trillende handen geschreven hebben, maar haar instructies waren duidelijk. Ze moet het na haar gesprek met David geschreven hebben, alsof ze wist dat ik op zoek zou gaan naar antwoorden als hij ze niet gaf.

Ik draaide me om naar de deur, leeg en stil, en knielde neer. Mijn hart bonsde vreemd. Mijn vingers tastten onder het bed tot ze iets van karton raakten, iets zwaars.

Ik pakte een stoffige zwarte doos uit de verre hoek en ging op mijn hurken zitten. Mijn hele lichaam trilde, alsof ik al wist dat wat er in me zat alles zou veranderen.

Ik tilde het deksel op.

Er zat een kleine envelop met foto’s en een digitale voicerecorder in.

De eerste foto maakte me misselijk. David was met een vrouw die ik niet kende. Ze had haar arm nonchalant om zijn middel geslagen. Ze poseerde niet alleen, ze glimlachte.

Nog een foto, opnieuw van David, met een klein kind in zijn armen. De baby had dezelfde grote bruine ogen als Emily.

“Nee,” fluisterde ik, ook al kon niemand mij horen.

Ik opende de envelop. Meer foto’s. Het waren screenshots van bankoverschrijvingen, hotelreserveringen, gps-coördinaten en een bonnetje van een juwelier. Alles was zeven jaar oud.