“— Bent u op zoek naar zo’n… vreemde hond? Ze heeft oren als…”
“— Strijkijzers?”
“— Precies! En op haar achterpoot zit een vlekje!”
“— Waar is ze?! Waar?!”
Een vrouw genaamd Inna had gebeld. Ze had de flyer bij de bushalte gezien. Blijkbaar had Zjoezja drie dagen rondgezworven op een binnenplein en zich toen aangesloten bij een oudere buurvrouw — die thuis een pitbull hield (dat was dus die “man, maar niet die”).
— Ze sliep in een teil, at uit de bak van de eigenaar. De pitbull deed haar niets.
— Adres?!
Larisa kwam zo snel als ze kon aanrijden — misschien wel sneller dan Zjoezja ooit was weggevlucht. En daar, in de teil, ingepakt in een handdoek, zat haar hond.
Klein, vies, maar heel.
Levend.
Gezond.
Met zo’n blik alsof ze wilde zeggen:
“Ik leg het allemaal uit. Maar geef me eerst wat vlees.”
“— Zjoezja!!!” riep Larisa.
En de hond… knipperde gewoon met haar ogen. En draaide zich om.
Ja ja. Ze gaf hem een afwijzende blik. Alsof ze zei: “Waar was jij al die tijd, mama? Ik was hier mijn leven aan het regelen!”
Daarna volgden tranen. Omhelzingen. Kusjes op haar hondenkop. Worstcadeautjes. En een wijze opmerking van oma met de pitbull:

“— Laat haar maar bij mij als je man een sukkel is.”
“— Mijn man is er niet meer,” antwoordde Larisa. “En de hond is thuis.”
Maar het verhaal was nog niet afgelopen.
Op de zesde dag na alle gebeurtenissen, toen het leek alsof de storm was gaan liggen, het hart weer rustig was, de hond gewassen, en oma officieel als heldin werd erkend, werd er aangebeld.
Larisa stond in de gang, Zjoezja aan het föhnen. Buiten was het ochtend, het rook naar koffie in het appartement, en voor het eerst in een week voelde ze zich bijna weer mens.
Een bel.
Het klikken van de deur.
En op de drempel — Vadim.
Met een zak vlees en het gezicht van iemand die zeker weet dat hij vergeven zal worden.
“— Ik dacht…
— Nou, dat is goed.
— Ik heb vlees meegebracht.
— En ik een riem. Dan kijken we wie wat moet dragen.”
Hij stond daar, alsof er niets aan de hand was, met ‘Miratorg’ in zijn handen, alsof hij net terugkwam van een week vakantie, niet van het moment dat hij haar hond de straat op had gegooid.
