Mijn overleden vader liet me een huis na, maar de vrouw die er woonde onthulde een geheim dat alles veranderde.

Mijn vader was dood. Ik kon die gedachte niet van me afzetten. Hij was altijd mijn steun en toeverlaat geweest, maar de afgelopen jaren was die steun en toeverlaat bezweken onder het gewicht van schulden die ik niet langer kon dragen.

Het huis waar we samen hadden gewoond, stond immers op het punt in beslag genomen te worden, en ik had niet de kracht om me daartegen te verdedigen.

Ik werd naar het notariskantoor gebracht, waar een oude man me een zitplaats toewees.

Ik luisterde nauwelijks toen hij het testament voorlas.

Plotseling werd mijn gedachten onderbroken door de stem van de notaris. “Een huis.”

“Niet uw huidige woonadres, maar een ander pand dat eigendom is van uw vader.”

Mijn handen trilden toen ik de documenten oppakte. Het adres was me onbekend.

Waarom heeft hij het me niet verteld? Was dit zijn poging om het goed te maken?

De volgende dag, vrijdag, besloot ik het onbekende tegemoet te treden.

Toen ik eindelijk aankwam, kreeg ik kippenvel van de aanblik van het huis. Het zag er oud uit, maar niet verwaarloosd.

‘Dat is het,’ mompelde ik tegen mezelf, terwijl ik de sleutel die de notaris me had gegeven stevig vastgreep.

De sleutel paste niet. De sloten waren vervangen. Ik beet op mijn lip en liep om het raam heen, in de hoop beter naar binnen te kunnen kijken.

Op dat moment ging de deur plotseling open en ik schrok.

In de deuropening stond een vrouw, waarschijnlijk in de zestig, met scherpe gelaatstrekken en een blik die suggereerde dat ze niet blij was me te zien.

“Ik… eh… dit is mijn huis,” stamelde ik, terwijl ik de sleutel omhoog hield. “Het is me nagelaten door mijn overleden vader.”

“Jouw huis? Ik woon hier al twintig jaar. Ik heb de rekeningen betaald, de lekkages verholpen en het dak gerepareerd. Dit is niet jouw huis, en ik ga hier niet weg.”

Ik draai de sleutel stevig vast. “Luister, ik weet niet wie je bent, maar ik heb de papieren. Wettelijk gezien is dit huis van mij.”