‘Ik dacht dat ik alles kwijt was,’ fluisterde ik.
Whitakers toon werd milder. « Ik heb gezinnen uit elkaar zien vallen omdat niemand de juiste vragen stelde, of omdat iemand waarschuwingssignalen negeerde. De leraar van uw dochter heeft het juiste gedaan. We moesten het ergste uitsluiten voordat we het beste konden accepteren. »
Toen Daniel die avond langskwam, waren zijn ogen rood omrand, maar hij was rustiger dan voorheen. Hij omhelsde Emily zo stevig dat ik dacht dat ze een gilletje zou slaken. Ze omhelsde hem terug, zich totaal niet bewust van de storm die ze onbedoeld had veroorzaakt.
Ik was hem een verontschuldiging verschuldigd, maar toen ik mijn mond opendeed, schudde hij zijn hoofd. ‘Je hoeft het niet te zeggen. Ik snap het. Je was bang. Iedereen zou bang zijn.’ Zijn stem brak. ‘Maar mijn God, die uren in die verhoorkamer… Ik dacht dat ik mijn leven nooit meer terug zou krijgen.’
Voor het eerst in dagen sliep ik de hele nacht door. Maar die opluchting had ook een keerzijde. De schade was aangericht: verdenkingen geuit, reputaties geschonden, vertrouwen gebroken. De vraag die bleef hangen, ging niet meer over Emily. Het ging over ons, de volwassenen die de nasleep moesten verwerken.
