Mijn zoon stuurde me een berichtje: “Kom niet met Kerst, mijn familie wil je niet.” Ik glimlachte, reed naar huis, telde elke dollar die ik aan zijn huis had uitgegeven, minderde de $2800 die ik elke maand stuurde… en twee dagen later stond mijn telefoon vol met 18 gemiste oproepen die ik niet had beantwoord.

‘Ik zou dit jaar mijn beroemde kalkoen kunnen maken,’ zei ik, terwijl ik dieper wegzakte in Michaels leren bank. ‘Die met de salievulling waar je moeder zo dol op was. Weet je nog dat ze altijd zei dat die beter was dan die van haar oma?’

De woorden zweefden in de warme lucht tussen ons in en vermengden zich met de geur van Isabella’s peperdure vanillekaarsen.

Michael kwam naast me staan, zijn trouwring fonkelde in het licht van hun 4,60 meter hoge kerstboom.

Zijn houding veranderde, zijn schouders trokken samen alsof hij zich voorbereidde op een schok.

“Papa,” zei hij zachtjes, “helaas ben je hier met Kerstmis niet welkom.”

Die woorden troffen me als een mokerslag.

Ik knipperde met mijn ogen, ervan overtuigd dat ik het verkeerd had verstaan.

“Wat bedoel je? Waarom zou ik niet welkom zijn?”

Michael vermeed mijn blik, zijn ogen gericht op de marmeren salontafel – die ik hem afgelopen lente had helpen uitkiezen, toen Isabella had besloten dat hun oude meubels niet chic genoeg waren.

“Isabella’s ouders komen eraan, en zij… zij zouden liever hebben dat je er niet bent.”

Mijn handen werden koud.

“Dat zouden ze liever hebben,” herhaalde ik.

vervolg op de volgende pagina