
Ik aarzelde even. Toen antwoordde ik kortaf:
“Ik kom.”
De galerie was modern en vol mensen.
Ik liep naar binnen en voelde me vreemd genoeg niet op mijn plek.
De schilderijen waren opvallend: olieverf op doek, koud, afstandelijk en angstaanjagend.
Ik las de naam van de artiest, TPA.
De initialen doen pijn.
“Hallo, meneer Rajesh.”
Een lange, slanke jongeman in burgerkleding stond voor me, zijn blik diep en ondoorgrondelijk.
Ik verstijfde.
Het was Arjun.
De frêle jongen die ik had achtergelaten, was verdwenen.
Voor me stond een kalme en bekwame man.
Bekend. Toch voelt het ver weg.
‘Jij…’ stamelde ik. ‘Hoe…?’
Hij onderbrak me, zijn stem kalm maar snijdend als glas.
‘Ik wilde je gewoon laten zien wat mijn moeder had achtergelaten.’
‘En wat jij hebt achtergelaten.’
