
Na mijn vrijlating uit de gevangenis haastte ik me naar het huis van mijn vader, maar mijn stiefmoeder zei me koud: “Je vader is een jaar geleden begraven. Wij wonen hier nu.”
Voordat ik naar binnen kon, hield een oudere bewaker me tegen. Zijn uniform was versleten, zijn blik intens. ‘Zoek hem niet,’ zei hij zachtjes. ‘Hij is hier niet. Hij heeft me gevraagd dit aan u te geven.’
Hij gaf me een kleine envelop van gerafeld kraftpapier. Daarin zat een opgevouwen brief en een sleutel die met plakband aan een plastic kaartje was bevestigd. Op dat kaartje stond in het handschrift van mijn vader het nummer van een opslagruimte.
Mijn benen knikten bijna toen ik de eerste zin las. De brief was gedateerd drie maanden voor mijn vrijlating.
Mijn vader schreef dat hij wist dat zijn dagen ten einde liepen.
Hij zei dat hij niemand anders vertrouwde om hem de waarheid te vertellen. Hij had een besloten, anonieme begrafenis geregeld, zodat Linda en zijn volwassen zonen geen controle zouden hebben over wat hij achterliet. Hij verontschuldigde zich dat hij me niet in de gevangenis had bezocht en gaf toe dat ziekte en angst hem hadden gedwongen zich in zichzelf terug te trekken.
De laatste alinea bezorgde me een knoop in mijn borst. Er stond in dat alles wat ik nodig had om haar stilte te begrijpen – het huis en mijn straf – opgesloten zat. Het spoorde me aan om daarheen te gaan voordat ik Linda opnieuw zou confronteren.
Staand bij de ingang van de begraafplaats, met de envelop in mijn hand, begreep ik dat mijn vader alles tot in de kleinste details had gepland en dat zijn dood slechts het begin was van een veel groter verhaal.
Het opslagcomplex bevond zich aan de rand van de stad, de roestige deuren lagen te bakken in de middagzon.
Mijn handen trilden zo erg dat ik twee keer moest proberen de opslagruimte te openen. Toen de deur openging, verschenen er dozen binnenin, netjes gestapeld en gelabeld door mijn vader.
Er lagen fotoalbums, bankafschriften, belastingdocumenten en een afgesloten metalen kast.
Ik zat urenlang op de betonnen vloer en probeerde de waarheid te ontrafelen die hij me nooit had verteld. Jaren eerder was mijn vader een klein bouwbedrijfje begonnen. Toen ik werd gearresteerd voor een misdaad die ik niet had begaan, floreerde het bedrijf. Tijdens mijn gevangenschap nam Linda de financiën over.
vervolg op de volgende pagina