Héctor en ik waren vijf jaar getrouwd. Vanaf de eerste dag dat ik zijn vrouw werd, raakte ik gewend aan zijn koude woorden en zijn onverschillige blikken. Héctor was niet gewelddadig of luidruchtig, maar zijn apathie deed mijn hart elke dag een beetje meer krimpen.
Na onze bruiloft woonden we in het huis van zijn ouders in een wijk van Mexico-Stad.
Elke ochtend stond ik vroeg op om te koken, de was te doen en schoon te maken.
Elke avond zat ik te wachten tot hij thuiskwam, om hem vervolgens te horen zeggen:
“Ja, ik heb al gegeten.”
Ik vroeg me vaak af of dit huwelijk wezenlijk anders was dan huren. Ik probeerde op te bouwen, ik probeerde lief te hebben, maar alles wat ik ervoor terugkreeg was een onzichtbare leegte die ik niet kon vullen.
Op een dag kwam Héctor thuis met een koud, uitdrukkingsloos gezicht.
Hij ging tegenover me zitten, overhandigde me een scheidingsakte en zei met een droge stem: « Onderteken het. Ik wil onze tijd niet langer verspillen. »
Ik verstijfde, maar dat verbaasde me niet. Met tranen in mijn ogen pakte ik de pen met trillende hand. Alle herinneringen aan het wachten op hem aan de eettafel, aan de keren dat ik midden in de nacht buikpijn had en die alleen moest doorstaan, kwamen plotseling als diepe wonden terug.
Na het tekenen van het contract pakte ik mijn spullen in.
