Nadat hij na de scheiding het kind bij zijn vrouw had weggehaald, begreep de man al snel dat hij een grote fout had gemaakt.

Nadat hij na de scheiding het kind bij zijn vrouw had weggehaald, begreep de man al snel dat hij een grote fout had gemaakt.

Sergej sloeg de deur dicht en haalde diep adem. Klaar. Hij had hem meegenomen. Wettelijk. De rechtbank had immers zijn kant gekozen, dus het was juist. Dima’s schooltas stond bij de koelkast, zijn jas lag slordig over een stoel. De jongen keek naar de grond en zei niets.

— Dim, nou? Heb je honger? We gaan zo eens goed eten.

— Ik wil niet.

— Hoezo wil je niet? Het is al acht uur, je bent op school geweest.

— Ik wil niet, pap.

Sergej deed de koelkast open. Leeg. Nou ja, echt helemaal leeg. Een oude kefir, mayonaise, een uitgedroogde worst. Hij was vergeten boodschappen te doen. Gisteren dacht hij: morgen ga ik wel, en vandaag was de hele dag gevuld met de rechtszaak, stress, papieren, advocaten.

— Zeg, zullen we pizza bestellen? Je houdt toch van pizza met champignons?

Dima knikte. Maar zonder enthousiasme. Sergej pakte zijn telefoon en belde. Terwijl ze op de bezorging wachtten, zat de jongen op de bank en staarde naar het scherm van zijn tablet. Zwijgend. Sergej zette de televisie aan en vond een of andere actiefilm. Veertig minuten later werd de pizza bezorgd. Ze aten zwijgend.

— Dim, waarom ben je zo verdrietig? Je zou toch blij moeten zijn. We wonen nu samen.

— Mhm.

— Je wilde toch zelf bij mij wonen? Weet je nog dat je dat zei?

— Dat wilde ik.

— Nou zie je. Nu wonen we samen. Dat is toch cool?

De jongen nam een hap van de pizza en staarde weer naar zijn tablet. Sergej keek naar hem en voelde irritatie opkomen. Is dat nou zo moeilijk? Hij had toch zijn best gedaan. Zes maanden lang papieren verzameld, rechtszaken doorlopen, geld uitgegeven.

Hij had bewezen dat hij een normale vader was. Dat de moeder altijd aan het werk was, altijd druk. En hij—hij was er. Klaar om elke dag voor zijn zoon te zorgen. En nu. Hij had hem meegenomen. En het kind zat daar, helemaal in zichzelf gekeerd.

— Goed, laten we gaan slapen. Morgen moet je vroeg op, je moet naar school.

— Waar ga ik slapen?

— Voorlopig op de bank. Later kopen we een goed bed, met lades.

Dima knikte. Sergej haalde een deken uit de kast en maakte de bank op. De jongen ging liggen, nog helemaal aangekleed.

— Trek je tenminste uit. In een spijkerbroek slaapt dat niet lekker.

— Ik wil niet.

— Dima, wat is er nou? Je bent toch geen kleine meer.

— Pap, laat me met rust.