
Nadat onze baby tijdens de bevalling was overleden, zei mijn man zachtjes: “Het is niet jouw schuld,” voordat hij zonder een woord te zeggen de kamer verliet. Ik stond daar, stil, kapot van verdriet. Toen kwam mijn vijfjarige dochter binnen, boog zich naar me toe en fluisterde: “Mama… wil je weten wat er echt is gebeurd? Kijk eens…”
Maar rond mijn vijfde maand begon mijn gezondheid achteruit te gaan. Ik voelde me vaak duizelig, had constant last van misselijkheid, veel erger dan ochtendmisselijkheid, en ondraaglijke hoofdpijn die soms mijn zicht vertroebelde. Ik raadpleegde mijn gynaecoloog, maar er werd niets ongewoons gevonden. De dokter schreef het toe aan een moeilijke zwangerschap. Jace stelde me gerust en zei dat het maar een fase was. Ik gaf mezelf de schuld, ervan overtuigd dat mijn lichaam me in de steek liet.
Ondanks alles bleef Jace een onwrikbare steun. Elke ochtend bereidde hij zorgvuldig een selectie supplementen voor: zwangerschapsvitamines, ijzer en een paar kruidencapsules tegen misselijkheid. Hij glimlachte en zei: “Neem dit, dan voel je je beter.” Hij kookte ook vaker en drong er zachtjes op aan dat ik rustte terwijl hij voor de festiviteiten zorgde. Hem in de keuken zien staan, terwijl hij me geruststelde, gaf me het gevoel dat ik geluk had met zo’n ondersteunend netwerk.
Toch begon er een knagend gevoel van onbehagen in me te ontstaan. Jace was ‘s avonds laat telefoontjes gaan aannemen en glipte dan onze slaapkamer uit om in gedempte toon in de woonkamer te praten. Toen ik hem vroeg waarom, bagatelliseerde hij het en gaf hij de schuld aan zijn werk – klanten in verschillende tijdzones. Ook ging hij in het weekend vaker naar kantoor. Hij beweerde dat hij alleen maar documenten kwam ophalen, maar soms was hij uren weg. En hoewel ik het niet kon verklaren, was er iets mis.
Op een middag schudde Nira mijn hand en fluisterde: “Papa zit altijd aan de telefoon.”
Ik aaide haar zachtjes over haar haar en zei: “Papa is gewoon druk met werk, lieverd.” Ze knikte, maar de bezorgdheid bleef in haar ogen. Ik schonk er verder geen aandacht aan. Jace had de leiding – hij was waarschijnlijk bezig met een belangrijk project. Hij werkte hard voor ons. Tenminste, dat bleef ik mezelf voorhouden.
In mijn buik bewoog de baby, levendig en sterk – een constante bron van troost. Nog even, dacht ik. Straks zouden we hem ontmoeten. Nira, Jace en ik keken reikhalzend uit naar de komst van een nieuw hartje in ons gezin. Ik geloofde dat we compleet waren. Ik geloofde dat ons geluk onwrikbaar en eeuwig was.
vervolg op de volgende pagina