Ze probeerde hem nog vast te houden, als een drenkeling die naar het laatste rietje grijpt. Probeerde tot die oude Tjoma door te dringen die ze kende.
— Ik zal weer kunnen lopen! Er is een kans! Ik heb alleen jouw steun nodig, Tjoma… alsjeblieft…
Die smeekbede was zijn grens. Zijn gezicht vertrok. Zijn gemaakte geduld verdween, en hij barstte los:
— Welke kans?! Heb je de artsen niet gehoord? Er is geen kans! We hebben alles al geprobeerd, een vermogen uitgegeven — en niets! Ik ben het beu. Beu om te wachten op een wonder dat nooit komt. Ik kan zo niet meer leven!
Hij zweeg, buiten adem van woede. Marina zat daar, verpletterd door zijn woorden. Tranen stroomden, maar ze fluisterde toch:
— Ik heb geen wonder nodig… Alleen jou. Als jij bij me bent, red ik het wel… alsjeblieft…
Haar woorden, vol geloof, deden hem volledig ontploffen. Haar afhankelijkheid walgde hem. Hij besloot niet alleen te vertrekken — hij wilde haar volledig breken.
— Steun? — sneerde hij, zijn grimas gruwelijker dan elk geschreeuw. — Moet ik je soms van kliniek naar kliniek slepen? De po vervangen? Jij bent nu een nutteloze last. Snap je dat? Een last die ik mijn hele leven niet van plan ben mee te dragen.
