Het kleine houten huisje aan de rand van Burlington, Vermont, is nu gevuld met de gouden kleuren van de herfst.
Elke ochtend zet James nog steeds een kop warme thee voor me – op zijn eigen manier: water dat niet te lang kookt, een lichte kaneelgeur en een dun schijfje sinaasappel.
Hij zegt:
« Herfstthee moet naar thuis smaken – een beetje warm, een beetje bitter en vol liefde. »
Ik glimlach als ik zijn haar zie, dat steeds grijzer is geworden, en zijn nog steeds manke loop.
Ik heb echter nooit een « gebrek » in die benen gezien – alleen een man die altijd standvastig aan mijn zijde staat, zelfs als het leven wankel is.
De afgelopen tien jaar hebben we een eenvoudig leven geleid:
Hij werkt nog steeds als elektronicareparateur en ik heb een kleine patisserie in het centrum van de stad.
‘s Middags zitten we op de veranda, drinken we thee en luisteren we naar de vallende esdoornbladeren.
Maar dit najaar is anders.
James begon veel te hoesten en op een dag viel hij flauw in de reparatiewerkplaats.
De arts in het ziekenhuis sprak zachtjes maar vastberaden:
“Hij heeft een hartprobleem. Hij moet binnenkort geopereerd worden.”
Ik was geschokt.
