1. Een onwerkelijke begrafenis
De zomerse hitte in Phoenix maakte de lucht verstikkend, en die middag hing die zware, benauwde lucht als een straf boven de begraafplaats. Ik stond voor het open graf waar ze het lichaam van mijn moeder in zouden laten zakken, gekleed in een donker pak dat ineens twee maten te klein leek.
Achter me klonk gemurmel: buren, collega’s, kennissen die indruk wilden maken door hun medeleven te betuigen.
“Arme Andrew,” hoorde ik.
“Zo jong om haar moeder te verliezen.”
“En kijk eens naar Melissa! Zo kalm, zo sterk.”
Melissa.
Mijn vrouw.
Onberispelijk haar, perfecte houding, perfecte zonnebril die alle emoties verborg die ze nooit wilde laten zien. Haar hand greep mijn arm vast, niet troostend, maar autoritair.
We waren vier jaar getrouwd. Vier jaar waarin ze onopvallend de controle over alles had overgenomen: onze financiën, onze agenda’s, medische beslissingen, gesprekken met artsen, en uiteindelijk… het verhaal van de dood van mijn moeder.
“Ze is vredig overleden,” mompelde Melissa die ochtend. “Een plotselinge hartstilstand in haar slaap. Het ging snel. Het ging zachtjes. Laten we haar zo herinneren.”
Ik was er niet bij – ik was op zakenreis buiten de staat, een reis waar ze op had aangedrongen dat ik meeging. Toen ik met de eerste vlucht terugkwam, was de kist al dichtgemaakt.
‘Je hoeft haar niet te zien,’ zei ze vastberaden. ‘Het is beter zo.’
De priester beëindigde het laatste gebed. Twee medewerkers van het uitvaartcentrum grepen de riemen van de heftruck vast. De kist kraakte toen hij naar beneden werd gelaten.
En toen…
vervolg op de volgende pagina
