“Onze schoonmaakster is er helemaal kapot van. Ze is in rouw. Ze was dol op mijn schoonmoeder en begrijpt niet wat er is gebeurd.”
“Deze vrouw.”
“Ontredderd.”
“Die mensen.”
Haar toon was kwetsend. Mijn moeder was in armoede opgegroeid. Ze was naaister geweest voordat haar leven in haar veertiger jaren een slechte wending nam. Ze was haar afkomst nooit vergeten – en ze had mij die ook nooit laten vergeten.
Rosa zat op haar knieën, in tranen. Maar ze huilde niet om zichzelf.
Ze huilde om mijn moeder.
‘Ik weet wat ik gezien heb,’ mompelde ze met klem. ‘Je moeder leefde nog toen ze haar meenamen. Ze kreunde, Señor… nou ja, Andrew. Ze probeerde te praten.’
Mijn hart bonsde.
Ik draaide me naar Melissa om. “Waarom was de kist al gesloten voordat ik aankwam? Waarom alles zo gehaast?”
Ze klemde haar tanden op elkaar. “Andrew, lieverd… begin er niet aan. Je hebt de verklaring gezien. Je weet wat de dokter heeft gezegd. Je moeder is vredig overleden. Alsjeblieft, breng ons niet in verlegenheid.”
Maar hoe meer ze sprak, hoe minder betekenis haar woorden kregen.
3. Het leven van mijn moeder – en de vrouw die overbleef.
Terwijl de medewerkers van het uitvaartcentrum de gereedschappen verzamelden om de kist te openen, dwaalden mijn gedachten af naar het verleden.
Mijn moeder, Helen Parker, was niet het type rijke vrouw dat geïnteresseerd was in kroonluchters of liefdadigheidsgala’s. Als voormalig naaister had ze het succes van haar overleden echtgenoot gebruikt om andere vrouwen te helpen vooruit te komen. Ze liep blootsvoets in haar tuin omdat, zoals ze zei, God het gras niet voor niets had geschapen. Ze praatte met vreemden in de supermarkt. Ze nam nooit iemand aan zonder hem of haar in de ogen te kijken.
En Rosa?
Rosa was meer dan een medewerker; ze was familie. Mijn moeder had haar jaren eerder gevonden voor een buurthuis, bang en hongerig na het verlaten van een moeilijk huwelijk. Mijn moeder had haar een baan gegeven, maar belangrijker nog, ze had haar een veilige haven geboden. Ze keken samen naar oude tv-programma’s. Ze lachten om dezelfde grappen. Ze maakten ruzie als zussen.
Melissa daarentegen hield altijd afstand. Omdat ze uit een rijke familie kwam die het grootste deel van haar fortuin had verkwist, wist ze hoe ze zich luxueus moest voordoen, zelfs toen haar financiën op een dieptepunt waren. Vanaf het begin oordeelde ze over de eenvoud van mijn moeder.
vervolg op de volgende pagina
