De volgende ochtend nam ik mijn zoon mee naar het dorpshuis om de begeleider van het ouderschapsprogramma te ontmoeten. Hij oefende met het zeggen van ‘Het spijt me’ en ‘De volgende keer vraag ik het eerst’. Die avond schreef mijn zoon een kaartje met zijn excuses en legde het in de kast: ‘Ik beloof dat ik nooit meer geld zal stelen.’
Die avond zette ik een klein dienblad met eten klaar en stak twee kaarsen aan – één voor mijn moeder, één voor mijn nieuwe verloofde. Ik zei tegen mijn oom:
“Vanaf nu zullen alle huishoudelijke uitgaven zichtbaar zijn op de koelkast; de sleutel van mijn kast zal aan een hoge haak hangen; mijn man en ik zullen om de beurt controleren; en ik zal u elke week duidelijk geld geven.”
Mijn oom glimlachte: « Kinderen kunnen alleen opgroeien met regels thuis. »
Een paar dagen later was de jongen trots: hij had zijn geld gespaard om kleurpotloden te kopen voor zijn vriendin Miko voor haar verjaardag – met zijn ‘spaargeld’, terwijl mama naast hem bij de kassa van de boekwinkel het verschil bijbetaalde. Hij vroeg me ook om te schrijven: ‘Van je klasgenoot.’ Ik keek naar papa Dan – hij knikte, zijn ogen warm als het licht in een kerk op een zondagmiddag.
Ik begreep het: mijn jeugd was zonder vader, maar het leven gaf me een belangrijk geschenk: een oom die, hoewel geen biologisch familielid, warm en gul is als een broer. Die liefde is soms meer waard dan bloedverwantschap.
Die nacht liet ik drie zinnen achter op het nachtkastje van mijn zoon:
Alsjeblieft – / Geen geheimen.
