‘Neem haar dan maar mee, Meredith,’ sneerde oom Jack. ‘Voeg een bejaarde hond toe aan je lijst met lasten. Het past perfect bij jouw ‘heilige’ levensstijl.’
‘Nee,’ zei ik, mijn stem trillend. ‘In mijn appartementencomplex zijn huisdieren strikt verboden. Dan raak ik mijn huurcontract kwijt.’
‘Dan gaat ze naar het asiel,’ zei Alice, terwijl ze in een compact spiegeltje keek. ‘Of naar de dierenarts. Het is niet ons probleem.’
Ik keek naar Berta. Ze keek me aan met troebele, vertrouwende ogen, haar staart maakte een enkele, zwakke plof op de grond. Ik moest denken aan oma’s stem, die me vertelde dat ik sterk genoeg was om het te redden.
‘Goed,’ zei ik, mijn stem verhardend. ‘Ik neem haar mee. Ik vind wel een manier.’
De familie verliet het huis en slingerde nog wat laatste beledigingen naar het huis en de nagedachtenis aan de vrouw die het had gebouwd. Ik pakte Berta’s bed, haar favoriete piepeendje en haar medicijnen in mijn auto. Mijn huisbaas, een man die normaal gesproken alleen in beweging kwam door boetes voor te late betaling, zag de blik op mijn gezicht en stemde ermee in dat Berta mocht blijven voor driehonderd dollar extra per maand. Het was een fortuin voor een verpleegsterssalaris, maar het was de enige optie waar ik mee kon leven.
Het leven veranderde in een waas van dubbele diensten en lange wandelingen met een hond die zich voortbewoog met de snelheid van een tektonische plaat. Een week later stond mijn moeder voor mijn deur, haar gezicht vertrokken van woede. Ze beschuldigde me ervan een geheim testament te hebben, van « de oude vrouw te manipuleren » tijdens haar laatste dagen. Toen ik haar mijn lege bankrekening en de zak goedkoop hondenvoer in de hoek liet zien, spuugde ze op de vloer en noemde me een leugenaar.
