Tijdens het avondeten schoof mijn dochter onopvallend een klein opgevouwen briefje voor me neer. “Doe alsof je ziek bent en ga weg,” stond erop.

Ik keek naar mijn dochter, wier ogen zwijgend smeekten. Toen, in een onverklaarbare impuls, besloot ik haar te vertrouwen. “Neem me niet kwalijk, Richard,” zei ik, terwijl ik mijn hand tegen mijn voorhoofd legde. “Ik voel me ineens een beetje duizelig. Ik denk dat het migraine is.”

Richard fronste zijn wenkbrauwen en kneep zijn ogen iets samen. ‘Nu, Helen? Vijf minuten geleden was je nog helemaal in orde.’

‘Ik weet het. Het kwam plotseling opzetten,’ legde ik uit, terwijl ik probeerde oprecht ziek te klinken. ‘Je kunt zonder mij beginnen. Ik ga een pilletje nemen en even rusten.’

Even dacht ik dat hij zou protesteren, maar de deurbel ging en hij leek te besluiten dat het belangrijker was om de gasten te ontvangen. “Prima, maar probeer zo snel mogelijk bij ons te komen,” zei hij, waarna hij de kamer verliet.

Zodra we alleen waren, greep Sarah mijn handen vast. “Je gaat niet rusten. We vertrekken meteen. Zeg dat je naar de apotheek moet om sterkere medicijnen te halen. Ik ga met je mee.”

vervolg op de volgende pagina