Die nacht kon ik maar niet ophouden aan haar te denken. Een paar dagen later zag ik haar weer, zittend op een andere hoek van de stad, rillend van de kou. Ik ging naast haar zitten en begon een gesprek. Haar naam was Hannah. Ze had geen familie, geen plek om te wonen en had jarenlang overleefd door van stad naar stad te trekken en te bedelen om eten en onderdak.
Er veranderde iets in me. Zonder het te plannen, zei ik ineens:
« Als je wilt… trouw met me. Ik ben niet rijk, maar ik kan je een huis en drie warme maaltijden per dag geven. »
Hannah staarde me vol ongeloof aan. Voorbijgangers keken me vreemd aan – sommigen lachten zelfs. Maar een paar dagen later zei ze ja. Ik nam haar mee naar huis, onder het toeziend oog van de hele buurt.
