— Waar haal je het vandaan dat ik mijn hond zou wegdoen, die ik al had gevonden nog vóór ik jou kende?! Omdat je moeder bang is voor microben? Dan komt ze hier maar niet! En als ik moet kiezen tussen haar en de hond, dan verbied ik jóú ook nog om hier binnen te komen!

Er klopte iets niet aan haar onbeweeglijkheid, aan haar ijzige kalmte. Dit leek niet op een capitulatie. Dit leek op een voorbereiding op een executie.

— Hallo! — klonk uit de telefoon de scherpe, tegenspraak-onverdraagzame stem van Tamara Igorjevna. — Waarom duurde dat zo lang?! Ik wacht!

Zonder haar blik van het lijkbleke gezicht van haar man af te wenden, drukte Aljona met één beweging van haar duim op de luidspreker. De stem van haar schoonmoeder vulde de kamer, scherp en eisend.

— Tamara Igorjevna, goedenavond, — zei Aljona kil en duidelijk, als een nieuwslezer die een noodbericht voorleest. — U spreekt met Aljona. Jegor staat naast mij. Hij wilde dat we met z’n drieën een belangrijke kwestie zouden oplossen.

— Welke kwestie nou weer? — kraakte de schoonmoeder geïrriteerd. — Hebben jullie eindelijk besloten van dat vlooienbeest af te komen? Ik heb hem alles uitgelegd!

Jegor schokte, alsof hij een klap had gekregen. Met halfopen mond keek hij heen en weer: naar de telefoon waar het gif van zijn moeder uit stroomde, en naar zijn vrouw, die dat gif koelbloedig hun huis had binnengelaten. Hij begon het te begrijpen. Een kleverige, verlammende angst kroop langs zijn ruggengraat omhoog.

— Tamara Igorjevna, uw zoon maakt op dit moment een keuze tussen u en mijn hond, — vervolgde Aljona in exact dezelfde vlakke, levenloze toon. — Mijn keuze heb ik al gemaakt.

Aan de andere kant viel een seconde stilte, en toen ontplofte de luidspreker in een verontwaardigde gil.

— Wat?! Wat is dit voor een vertoning?! Jegor! Hoor je wat ze uitkraamt?! Ze zet je tegen mij op! Jij…

— Aljona, niet doen, stop ermee! — stamelde Jegor, terwijl hij een stap naar voren deed. Zijn hand schoot omhoog om de telefoon uit haar hand te rukken, maar bleef halverwege hangen, machteloos en vreemd. Hij zat in de val — en niet zijn vrouw had hem dichtgeklapt. Hij had zichzelf hierheen geleid, zelf op dit gesprek aangedrongen, zelf haar het wapen in handen gedrukt.

Aljona negeerde hem volledig, alsof hij een meubelstuk was. Ze liet haar schoonmoeder niet eens uitspreken en diende de laatste, verpletterende klap toe — recht in haar schreeuwende mond.

— Dus u mag uw jongetje weer bij u thuis ophalen. Samen met zijn spullen, — zei ze met chirurgische precisie. — Dan kunt u meteen ook de microben in zijn kamer in de gaten houden.

En ze drukte op de rode knop en verbrak de verbinding.

Het klikje van het beëindigen van het gesprek klonk oorverdovend in de stilte die volgde. De stem van Tamara Igorjevna was weg, maar de echo ervan leek zich in de muren te hebben vastgezet. Jegor bleef midden in de kamer staan — een kamer die een minuut geleden nog van hen samen was geweest en nu het toneel was van zijn persoonlijke afgang.

Hij keek Aljona aan met een uitdrukking waarin afschuw, haat en een laat, pijnlijk inzicht zich vermengden. Hij had verloren. Niet van zijn moeder, niet van zijn vrouw. Hij had verloren van zichzelf: van zijn onvermogen een keuze te maken, van zijn lafheid, van zijn drang om iedereen te pleasen — en uiteindelijk niemand.

Aljona gunde hem geen blik meer. Ze legde rustig haar telefoon op het tafeltje. Haar missie was volbracht. Ze liep naar Archie toe, die door het lawaai wakker was geworden, zijn kop had opgetild en haar vragend aankeek. Ze zakte door haar knieën en liet haar vingers in zijn stugge vacht glijden, die rook naar thuis en trouw.

— Zo, vriendje, — zei ze zacht, maar zo dat Jegor elk woord kon horen. — Nu zal het in ons huis een stuk lichter ademen.