‘Wat bedoel je met SCHEIDEN?’ vroeg de man verbaasd aan zijn vrouw. ‘We hebben net een hypotheek afgesloten!’

‘Jij… jij bent niet wie ik dacht dat je was,’ mompelde hij.

‘Precies! Ik ben geen dweil waar jij je voeten aan kunt afvegen! Ik ben een MENS! En ik eis respect! En jij bent niet in staat iemand te respecteren — alleen maar te kleineren en te vernederen!’

In de gang verzamelden zich collega’s, aangetrokken door het lawaai. Twee beveiligers keken voorzichtig de personeelsruimte binnen.

‘Valentina Andrejevna, moeten we de politie bellen?’ vroeg een van hen.

‘Nee,’ Valja haalde diep adem. ‘Deze man vertrekt nu. VOOR GOED.’

Sergej liep wankelend uit de polikliniek. Zijn hoofd suisde. Zo’n tegenstand had hij nooit verwacht van zijn stille, meegaande vrouw. Waar was die bange vrouw gebleven die altijd zwijgend zijn uitbarstingen verdroeg?

Thuis ontdekte hij dat Valentina al haar spullen had meegenomen. Zelfs haar favoriete mok — die waarmee ze ’s ochtends thee dronk. Op de keukentafel lag een envelop. Binnenin — haar verzoek tot echtscheiding en een eis voor verdeling van de bezittingen.

Sergej smeet de papieren op de grond. Hij pakte zijn telefoon en belde nummer na nummer. Eerst zijn schoonmoeder — zij hing op zodra ze zijn stem hoorde. Daarna Olga, Valentina’s vriendin — die stuurde hem zonder omwegen naar de duivel. Zelfs Pavel, zijn beste vriend, zei dat hij het zelf had veroorzaakt en dat hij een goede vrouw kapot had gemaakt.

Er ging een maand voorbij. Sergej zag er niet meer zo zelfverzekerd uit. Op zijn werk ontstonden problemen — hij kon zich niet concentreren, verpestte deals. Thuis heerste chaos — vuile vaat, vieze vloeren, bergen ongewassen was. Zonder Valentina bleek hij totaal niet in staat een huishouden te runnen.

Hij leefde van kant-en-klaarmaaltijden en bezorging — koken kon hij nog steeds niet. Zijn overhemden bracht hij naar de stomerij — niemand om ze te strijken. Het appartement dat ze samen hadden gekocht, voelde nu groot en leeg.

Alle pogingen zijn vrouw terug te winnen mislukten. Valentina was onvermurwbaar — alleen via de rechtbank, alleen een officiële scheiding, alleen officiële verdeling. Geen gesprekken, geen ontmoetingen.

Then gebeurde iets wat Sergej helemaal niet had verwacht. Tijdens een vergadering kondigde zijn baas ontslagen aan. De eerste naam op de lijst was de zijne — resultaten slecht, klanten klaagden over zijn grofheid, collega’s wilden niet met hem werken.

‘Maar hoe kan dat?’ stamelde Sergej. ‘Ik werk hier al zoveel jaar!’

‘Juist daarom geven we u twee weken om iets anders te vinden,’ antwoordde de baas koel. ‘We hadden u kunnen ontslaan met een disciplinaire aantekening. U bent drie keer te laat gekomen, verpestte een belangrijke deal en was onbeleefd tegen een klant. Beschouw het als geluk.’

Sergej verliet het kantoor, verslagen. Zonder werk, zonder vrouw, met een hypotheek om zijn nek. Hij probeerde ander werk te vinden — vergeefs. Overal vroegen ze om aanbevelingen, en die kreeg hij natuurlijk niet.

Het appartement moest snel verkocht worden — de hypotheek alleen betalen kon hij niet. Na aflossing en verdeling van de rest met Valentina hield hij genoeg over voor een huurstudio.

Drie maanden later vond Sergej uiteindelijk werk als verkoper in een elektronicawinkel. Salaris — precies diezelfde ‘belachelijke’ vijfentwintigduizend, waarover hij vroeger lachte. Een jonge vrouwelijke leidinggevende joeg hem als een schooljongen rond, liet hem vloeren dweilen en vitrines schoonmaken.

Op een avond, onderweg naar huis, zag hij Valentina. Ze kwam uit een café met een man — lang, intellectueel uiterlijk, met bril. Ze praatten levendig, Valja lachte. Ze zag er schitterend uit — fris, stralend, in een nieuwe jas.

Sergej wilde naar haar toe, maar zijn benen voelden als beton. Valentina zag hem, hun blikken kruisten een seconde. In haar ogen was geen woede, geen pijn — alleen onverschilligheid. Ze draaide zich weg en stapte in de auto bij haar gezelschap.

Sergej bleef op de halte staan, starend naar de verdwijnende achterlichten. Fijne herfstregen begon te vallen. Nog drie haltes tot zijn huurwoning. Zijn telefoon piepte — een bank-SMS over een betalingsachterstand op zijn creditcard.

Hij liep langzaam naar de halte, rug gebogen onder de regen. Hij herinnerde zich hoe hij een jaar geleden tegen Pavel zei: ‘Zonder mij gaat Valja ten onder, ze kan niks.’