— Welk geld? Bent u soms niet goed bij uw hoofd? We hebben met uw zoon kinderen, een hypotheek en twee leningen, en u zegt dat we u ook nog eens vijftigduizend per maand moeten geven? Moet u niet oppassen dat u niet te ver gaat?!

— Ik ben eens gaan zitten en heb alles uitgerekend. Nutsvoorzieningen, normaal eten — niet alleen pap en grutten, maar met vlees, met vis. Medicijnen, kleding, zodat ik niet in afdankertjes hoef te lopen. Om te léven en niet alleen maar te overleven heb ik vijftigduizend per maand nodig. En jullie gaan me dat geven. Vanaf deze maand.

De lucht in de keuken werd dik en stroperig. Alina staarde een paar seconden naar haar schoonmoeder, alsof ze probeerde te bevatten wat ze had gehoord. Het idee dat dit serieus kon zijn, voelde absurd, wild. Ze lachte nerveus; het klonk droog en kort.

— Vijftigduizend? Tamara Petrovna, dat is vast een grap. Wij zien zélf niet eens altijd zoveel.

 

— Ik maak geen grap, — kapte de schoonmoeder af. — Ik heb mijn deel gedaan. Ik heb mijn zoon grootgebracht, op de been geholpen. Nu is hij aan de beurt om voor mij te zorgen. Dat is de wet van het leven.

Alina haalde diep adem en verzamelde haar gedachten. Schreeuwen en verontwaardigd doen had geen zin, dat wist ze. Ze besloot een beroep te doen op logica, op gezond verstand.

— Luister, laten we rustig blijven. Ik leg het u gewoon uit. Wij hebben een hypotheek. Die slokt bijna de helft van Kirills salaris op. Er hangen nog twee leningen boven ons hoofd — één voor de auto, zonder welke hij niet op zijn werk kan komen, en één voor de verbouwing die we nog steeds niet hebben afgemaakt. En dan twee kinderen, u weet het — clubs, kleding, eten. Elke maand balanceren we, we rekenen elke cent tot aan het voorschot. We hébben dat geld gewoon niet. Zelfs geen tienduizend extra, laat staan vijftig.

Ze sprak gelijkmatig en legde hun sombere gezinsboekhouding voor de schoonmoeder neer als kaarten op tafel. Ze hoopte op begrip, op het idee dat er tegenover haar een volwassen, redelijk mens zat. Maar Tamara Petrovna keek haar aan alsof Alina het had over problemen van volstrekt vreemden, totaal oninteressant.

— Dat zijn jullie problemen, — snoof ze. — Je had minder leningen moeten nemen. Leef naar je middelen. Maar nee hoor, een appartement kopen moesten ze, en een auto moesten ze hebben. Ik heb mijn beste jaren aan hem gegeven. En nu — moet ik soms in armoede sterven terwijl jullie hier de grote meneer en mevrouw uithangen?…

Het woord ‘schuiven’ sneed pijnlijk door haar heen. Alina liet haar blik door haar bescheiden keuken gaan, met het oude keukenkastje en het goedkope behang. Schuiven. Ja hoor.

— Jíj zet hem tegen me op, dat zie ik heus wel, — ging haar schoonmoeder verder, en haar stem werd steeds krachtiger. — Bij mij was hij niet zo. Voor zijn moeder vond hij altijd geld. Maar toen hij trouwde, ging alles het huis in, alles naar jou. Jij stuurt hem zoals jij wilt. En zijn eigen moeder is hij gewoon vergeten.

De woorden van haar schoonmoeder zakten naar de bodem van Alina’s bewustzijn als een zwaar, giftig bezinksel. “Zet hem tegen me op”, “stuurt hem”. Dit ging al lang niet meer over geld. Dit ging over háár. Over haar leven, haar gezin, haar recht om vrouw en moeder te zijn in haar eigen huis. Het bloed dreunde in haar oren en overstemde het tikken van de wandklok. Koude, glasheldere woede verdreef de vermoeidheid, en voor het eerst in het hele gesprek keek Alina Tamara Petrovna niet aan als de moeder van haar man, maar als een vijand.

— Waag het niet om zo te praten, — zei ze zacht, maar er klonk staal in haar stem. — U weet niets van ons leven. U komt één keer per maand langs, drinkt thee en velt een oordeel. U ziet alleen wat u wílt zien.

— En wat moet ik dan zien?! — schoot Tamara Petrovna uit, omdat ze het verzet voelde en meteen in de aanval ging. — Ik zie dat mijn zoon zich kapotwerkt om die hypotheek voor dat hok te betalen, en zijn vrouw kan nog niet eens een fatsoenlijk thuis voor hem maken! Kijk eens wat jij van mijn jongen gemaakt hebt! Bleek, mager, tot op het bot afgemat omdat hij jouw grillen moet bekostigen. En voor zijn eigen moeder blijft er niet eens kleingeld over!